Bodembedekkers zijn heerlijk praktische en ook decoratieve oppervlaktevullers - hun onbeperkte verspreiding is echter niet altijd wenselijk. In welke gevallen, wanneer en hoe ze gesnoeid moeten worden, leggen we hieronder uit.

Wanneer bodembedekkers onder controle houden?
Vooral pragmatische bodembedekkende oplossingen zijn die die grote oppervlakken vullen - bijvoorbeeld voor begroening, decoratie en bevestiging van hellingen, taluds of muurstrips. Bodembedekkers mogen zich meestal ook rustig verspreiden voor het onderplanten van struiken en stambomen.
Als een bodembedekker echter gerichter wordt toegepast, bijvoorbeeld om een vaste plantenborder visueel te structureren of in een zorgvuldig aangelegde rotstuin, moet deze wat in toom gehouden worden. Het mag immers alleen duidelijk afgebakende gebieden bedekken of compacte kussens vormen.
Een andere reden om bodembedekkers te snoeien, is dat ze krachtig zijn. Sommige soorten vervullen hun bodembedekkende taak iets te gretig voor tuindoeleinden en kunnen zich uitbreiden naar aangrenzende bedden. Deze omvatten klimop, blauw kussen, damesmantel of kussenphlox.
Zelfs wanneer gebruikt als opvultapijt voor vroege bolbloemen, kunnen bepaalde bodembedekkers zoals lelietje-van-dalen, navelstreng of maagdenpalm uiteindelijk de overhand krijgen. Zulke kerels moeten ook regelmatig worden gestopt.
De redenen voor het snoeien van bodembedekkers op een rij:
- om specifieke, nauwkeurige bedstructuren te behouden
- gewoon om de ruimteverslindende verspreiding te beperken
- om overmatige groei te voorkomen
Wanneer en hoe bezuinigen?
In principe is de herfst de beste tijd om bodembedekkers terug te knippen, omdat ze dan hun belangrijkste vegetatiefase hebben voltooid. Als u een bodembedekker in zeer schone staat wilt houden, kunt u deze meerdere keren per jaar snoeien, maar vier keer zou het maximum moeten zijn. In dit geval moet u tegelijkertijd met een beetje mest werken, zodat de plant niet te veel verzwakt en uitgedund wordt.
Kussenvormende bodembedekkers zoals zeepkruid, muurpeper of kussentijm zijn eenvoudig te snijden door het oppervlak en de randen bij te knippen. Zo houd je ze moeiteloos in de vorm die je wilt.
Bij variëteiten die uitlopers vormen en sterk groeien, zoals Günsel, Dovenetel of Kraanvogel, moet u de krachtige scheuten in de herfst minimaal één keer per jaar tot enkele centimeters terugsnoeien. Als ze te veel in de breedte uitzetten, kun je oprukkende lopers ook met een schop afsnijden.
Dergelijke bodembedekkende soorten kunnen ook worden vermeerderd door uitlopers af te snijden.