Of het nu rauw of gekookt is, in een salade of in een stamppot - sugar snaps uit eigen tuin zijn een welkome traktatie in de zomer. De teelt is de moeite waard, omdat peulvruchten niet alleen niet veeleisend zijn, maar ook buitengewoon gemakkelijk te verzorgen zijn.

De basis bepaalt: locatie en bodem
De siererwtenplanten groeien het liefst in de volle zon. Dit is waar ze het meest gedijen en veel peulen produceren. Daarnaast zijn ze ook tevreden met een gedeeltelijk beschaduwde standplaats. Voor hen is een gematigd klimaat voldoende. Maar let op: de locatie moet uiterlijk na drie jaar worden gewijzigd.
Aan de onderkant maken sugar snaps wensen die meestal gemakkelijk te vervullen zijn. Deze omvatten de volgende kenmerken:
- diep ontspannen
- goed gedraineerd
- middelzwaar (ideaal: zand-leemachtig)
- voedzaam
- humoristisch
- kalkhoudend
- pH tussen 6 en 7,5
Van zaaien tot oogsten
Siererwten worden tussen eind maart en half april direct buiten gezaaid. Er wordt gezorgd voor een zaaidiepte van 5 cm en een afstand tussen de afzonderlijke planten van minimaal 3 cm. Klimhulpmiddelen dienen direct bij het zaaien in de grond te worden gezet.
Sugar snaps hebben weinig zorg nodig van hun tuinders. In het begin en tijdens langere droge perioden moeten ze regelmatig worden bewaterd. Meststof is niet absoluut noodzakelijk. Een dosis steenmeel (€ 14,13) of compost zal echter helpen bij latere opbrengsten. Zodra de planten een grootte van 10 cm hebben bereikt, worden ze in het wortelgebied opgestapeld met aarde om stabieler te worden.
Nadat de suikererwten tussen half mei en begin juni in de bloeifase zijn gekomen, zijn de peulen medio/eind juni klaar voor de oogst. Ze worden over het algemeen geoogst voordat ze volwassen zijn, wanneer ze smal en zacht zijn.
tips en trucs
Om de siererwten te beschermen tegen schimmelziekten, is het raadzaam om ze in gemengde culturen te planten. Ideale plantenburen in hun directe omgeving zijn bijvoorbeeld sla, koolrabi, wortelen, radijs en radijs.