Keer op keer heeft de amandelboom hele generaties in vervoering. Maar dat is niet alles, want vanaf ongeveer 8 jaar presenteert hij zich groots en magnifiek.

De familie Prunus

De amandelboom behoort tot het geslacht Prunus. Binnen deze is het thuis in het ondergeslacht Amygdalus. Linnaeus publiceerde zijn officiële wetenschappelijke naam voor het eerst in 1753.

Over het algemeen wordt er onderscheid gemaakt tussen zoete en bittere amandelen. Last but not least verwijst de geslachtsnaam Amygdalus naar het bestaan van het giftige blauwzuur in de amandelvrucht. Een schadelijke hoeveelheid wordt echter alleen gevonden in rauwe bittere amandelen.

Kleine struik maakt een groot verschil

Oorspronkelijk werd de amandel vooral verbouwd in zuidelijke klimaatzones. Daar bereikt het een statige afmeting van wel 10 meter. Met de juiste zorg kan een oogst worden verwacht die even rijk als verteerbaar is.

Traditioneel werden hiervoor lange ijzeren staven gebruikt. Met behulp hiervan schudden de oogstarbeiders de nootachtige vruchten door elkaar. Na verloop van tijd profiteren amandeltelers ook van technologische vooruitgang. Steeds vaker leidt dit echter tot het verval van grote amandelplantages in zuidelijke landen.

Toch wordt in dit land jaarlijks de amandelbloesem gevierd met grote festiviteiten en culinaire hoogstandjes.

Klein profiel op de amandelboom

Plant:

  • bladverliezende boom of struik
  • Groeihoogte: 2 tot 9 meter
  • jonge twijgen: kale bast
  • Twijgen van het voorgaande jaar: grijs tot bruinachtig
  • rechtopstaande, zeer korte takken

Bladeren:

  • Lengte: ongeveer 9 centimeter
  • Breedte: ongeveer 2 centimeter
  • vorige takken: alternatief
  • concentratie in clusters
  • Verdeling in bladsteel en bladschijf

tips en trucs

Op onze breedtegraden gedijt de winterharde Durkheim-gebarsten amandel het meest weelderig. Zuidelijke variëteiten kunnen ook geleidelijk worden aangepast aan het noordelijke klimaat. De eerste jaren overwinteren ze echter niet buiten.

Categorie: