Weideboomgaarden zijn een oude vorm van landbouwgrond. Tegelijkertijd bieden ze onderdak aan tal van zeldzame dieren en planten. Daarom worden deze bijna natuurlijke cultuurgebieden vaak gefinancierd door de deelstaten, de federale overheid of zelfs de EU.

Locatie, grootte en beplanting

Voordat u begint met het planten van de weideboomgaard, is enige planning vereist. Het is belangrijk om een geschikt stuk grond en de te planten fruitsoorten te kiezen. In de regel zullen dit oude rassen zijn, die echter zo min mogelijk vatbaar moeten zijn voor aantasting door plagen of schimmels. De optimale weideboomgaard ligt ver van hoofdwegen of intensief bebouwde akkers. Het gebied dient op een zonnige en beschutte plaats te staan en op losse, humusrijke tot leemachtige grond. Daarentegen zijn zeer zanderige of vochtige locaties minder geschikt.

De juiste fruitbomen kiezen

Een ecologisch waardevolle weideboomgaard bevat zoveel mogelijk verschillende fruitsoorten, omdat monoculturen extreem vatbaar zijn voor ziekten en plagen. Minimaal de helft van de bouillon moet uit verschillende appelrassen bestaan. Appelbomen zijn erg zuinig en gedijen bijna overal. Hetzelfde geldt voor pruimen. Andere typische fruitsoorten voor traditionele weideboomgaarden zijn:

  • pruimen en pruimen
  • kersen en zure kersen
  • Wilde fruitbomen zoals krabappel, krabpeer, dienstboom en dienstboom
  • peren
  • Kweeperen (alleen in warmere streken)
  • Walnoten (ook vooral in warmere streken).

Geef de voorkeur aan oude, bedreigde fruitsoorten die indien mogelijk op verschillende tijdstippen bloeien en rijpen.

Creëer een boomgaard

De fruitbomen worden in de herfst geplant, maar niet als de temperatuur onder de 0 °C komt en, indien mogelijk, bij droog weer. Voor het graven van de plantgaten eerst de graszoden uitgraven - deze worden na het planten weer met de graskant naar beneden om de boomstam gelegd. Met deze maatregel beperk je de groei van gras, omdat de boomkuil (= het worteloppervlak) vooral bij jonge bomen vrij moet blijven van aangroei. Zet de jonge boom vast met een steunpaal die de eerste vijf jaar blijft zitten. Plant ook een haag (eventueel met bessendragende heesters) waar vogels in kunnen. Deze zijn uiterst nuttig, omdat ze schadelijke insecten gewoon wegvreten.

tips en trucs

Strooiselweiden zijn gevoelig voor woelmuizen en veldmuizen. Muizenpopulaties kunnen worden beperkt door zitstokken voor roofvogels te bouwen. Bij een zware woelmuisplaag helpt het ook om de bomen in draadmanden te planten - deze beschermen de wortels.

Categorie: